Voetbal is de meest populaire sport in het Verenigd Koninkrijk en heeft zijn eigen unieke terminologie die je misschien niet begrijpt als je geen native speaker bent.

Het geboorteland van het voetbal heeft ons niet alleen deze prachtige sport gebracht, maar ook een hele reeks bijbehorende woorden en uitdrukkingen – een soort voetbalwoordenboek – die je moet kennen om te kunnen genieten van het spel.

Hier is onze complete lijst van alle Engelse voetbaltermen die je moet kennen:

All ball

Dat wordt gezegd als een speler probeert de bal af te pakken, maar alleen de bal raakt in plaats van de medespeler.

Back of the net

Een favoriete term van commentatoren om te beschrijven hoe de bal de lijn over gaat en het net kust, oftewel: er een doelpunt wordt gemaakt.

Ball-to-hand

De bewering dat het contact tussen de hand en de bal per ongeluk plaatsvond, en daardoor niet zou moeten resulteren in een vrije trap.

Bicycle kick

De beweging van een voetballer die omhoog springt, beide voeten in de lucht gooit en een ‘fietsende’ beweging maakt om de bal in de tegenovergestelde richting van de kijkrichting te schoppen. Dit staat ook wel bekend als de overhead kick.

Boot it

Een instructie die teamgenoten geven aan een speler die de bal met volle kracht weg moet schoppen, om er maar vanaf te zijn.

Box-to-box player

Een voetballer die succesvol aan beide kanten van het veld uit de voeten kan, dus zowel verdedigend als aanvallend kan spelen. Denk aan Radja Nainggolan, Yaya Touré en Patrick Vieira.

Brace

Een woord dat je gebruikt als iemand twee goals in één wedstrijd maakt. “Scoring a brace” is de manier waarop je die uitdrukking dan in een zin gebruikt.

Chip shot

Een trap vanaf de onderkant van de bal om die de hoogte in te sturen om vervolgens over de tegenstander heen te gaan. Denk maar aan Lionel Messi.

Class act

Het werk van een speler of coach die het verdient om geprezen te worden, met name vanwege zijn of haar houding en manieren buiten het veld.

Clean sheet

De onderscheiding die een ploeg of keeper verdient als er de hele wedstrijd geen tegendoelpunt is geweest.

Cleats

De plastic of metalen noppen onder voetbalschoenen. Deze term wordt ook gebruikt voor de kicksen zelf.

Clinical finish

Een uitstekend schot dat tot een doelpunt leidt. De maker van deze goal wordt de clinical finisher genoemd. Denk aan Ruud van Nistelrooy, Harry Kane en Ronaldo Luís Nazário de Lima.

Cracker

Een adembenemende voetbalwedstrijd of een buitengewoon doelpunt, met name van lange afstand.

Dive

De overdreven vallende beweging van een speler om de scheidsrechter te misleiden, zodat er gefloten wordt (in het voordeel van hem/haar en diens team).

Dummy run

Een sprintje van een aanvallende voetballer die niet aan de bal is, om ruimte te creëren voor de teamgenoot die wél de bal heeft. Dit wordt gebruikt om tegenstanders op het verkeerde been te zetten door te doen alsof de speler naar de bal beweegt.

Feint / Flip Flap

Het dribbelen met de bal in richting A direct nadat er zogenaamd in richting B werd gedribbeld, met een schijnbeweging. Dit staat ook wel bekend als de snakebite, omdat het lijkt op de behendige aanval van een slang op zijn prooi.

First-time ball

De bal in één enkele beweging passen naar een teamgenoot.

Flick-on

Een beging waarbij een aanvallende voetballer de bal met de voet of het hoofd raakt als die voorbij komt, zonder de bal eerst onder controle te krijgen.

Game of two halves

Een cliché dat commentatoren gebruiken voor een wedstrijd met grote verschillen tussen beide helften, in zowel spelverloop als score.

Hairdryer treatment

De felle uitbranders die spelers krijgen van hun coach, meestal in de kleedkamer. Dit werd populair dankzij de voormalige Manchester United-trainer Alex Ferguson.

Hard man

Een speler die berucht is om een harde, fysiek en assertieve voetbalstijl. Denk aan Roy Keane, Gennaro Gattuso en Graeme Souness.

Hoof

Doelloos de bal met veel kracht richting het doel van de tegenpartij trappen.

Hospital ball

Een onzinnige pass richting twee spelers van verschillende ploegen vlak bij elkaar, die tot ongelukken zou kunnen leiden.

Howler

Een onverklaarbare fout van een voetballer die meestal duur uitpakt.

Hug the line

De instructie die vleugelspelers krijgen om dichter bij de zijlijnen te blijven, met name wanneer ze vooruit dribbelen.

In his/her pocket

Dit verwijst naar een voetballer die een speler van de tegenpartij domineert.

Line-o

Een van de bijnamen van de assistent-scheidsrechters die aan de zijlijn werken.

Lost the dressing room

Een uitdrukking voor een situatie waarin de coach de controle over zijn spelers en hun respect kwijt is.

Man on

De harde roep om een teamgenoot te laten weten dat er een tegenstander aankomt of dat die al gevaarlijk dichtbij is.

Midfield anchor

Een betrouwbare, verdedigende middenvelder wiens belangrijkste doel is om dicht bij de verdediging te blijven om aanvallen van de tegenpartij in de kiem te smoren. Denk maar aan Daniele De Rossi, Michael Essien en N’Golo Kanté.

Minnows

Een klein elftal uit een lagere divisie met beperkte middelen.

Nutmeg

De bal door de benen van een opponent spelen.

Off the line

Voorkomen dat de bal over de zij- of achterlijn gaat: clearing the ball.

On paper

Een uitleg van hoe een pot in theorie zou kunnen verlopen, waarbij het scenario gebaseerd is op eerdere statistieken en omstandigheden.

Park the bus

Enorm verdedigend spelen om maar geen enkel tegendoelpunt te hoeven incasseren. Dit wordt meestal gedaan door elftallen die nipt vóór staan.

Play on

Een op mogelijk controversiële wijze afgepakte bal waarbij de scheidsrechter niet fluit, omdat hij/zij geconcludeerd heeft dat er geen reden is om de wedstrijd stil te leggen.

Pea roller

Een zwakke doelpoging die geen enkele bedreiging vormt voor het verdedigende elftal.

Poacher / Fox in the box

Een sluwe en vaardige spits die extreem gevaarlijk is in het zestienmetergebied. Denk aan Andy Cole, Miroslav Klose en Mario Jardel.

Hier zijn nog meer veelvoorkomende Engelse voetbaltermen die je zou kunnen tegenkomen tijdens het kijken van wedstrijden:

  1. Doelpunt – Dit is het belangrijkste doel van voetbal; om de bal in het doel van de tegenstander te scoren. Wanneer dit gebeurt, juichen supporters “goal!”.
  2. Strafschop – Dit is een penalty die wordt gegeven wanneer een speler van het andere team een overtreding maakt binnen het strafschopgebied. De strafschop wordt genomen vanaf de penaltystip.
  3. Vrije trap – Dit is een kick die wordt toegekend aan een team wanneer een tegenstander een overtreding maakt. Het team kan de bal vanaf de plaats van de overtreding trappen.
  4. Rode kaart – Dit is een kaart die door de scheidsrechter wordt gegeven aan een speler die een ernstige overtreding maakt. De speler moet het veld verlaten en kan niet worden vervangen.
  5. Gele kaart – Dit is een waarschuwingskaart die door de scheidsrechter wordt gegeven aan een speler die een overtreding maakt. Als een speler twee gele kaarten krijgt in één wedstrijd, wordt dit automatisch omgezet in een rode kaart.
  6. Schwalbe – Dit is een term die wordt gebruikt om te beschrijven wanneer een speler doet alsof hij is gevallen of geblesseerd is om een vrije trap of strafschop te krijgen. Dit wordt vaak beschouwd als valsspelen en kan leiden tot een gele kaart.
  7. Blessuretijd – Dit is extra tijd die aan het einde van de wedstrijd wordt toegevoegd om te compenseren voor eventuele onderbrekingen tijdens de wedstrijd, zoals blessures of tijdverspilling.
  8. Derby – Dit is een wedstrijd tussen twee rivaliserende teams uit dezelfde stad of regio.
  9. Supporters – Dit zijn de fans van een team die naar wedstrijden gaan om hun team aan te moedigen. Supporters kunnen vaak worden geïdentificeerd aan de hand van de kleuren van hun team.
  10. Trainer – Dit is de persoon die verantwoordelijk is voor het leiden en trainen van een voetbalteam. De trainer maakt de beslissingen over welke spelers in het team spelen en welke tactiek er wordt gebruikt tijdens de wedstrijd.

Hopelijk helpen deze voetbaltermen je om beter te begrijpen wat er gebeurt tijdens een Engelse voetbalwedstrijd!


Het geboorteland van het voetbal heeft ons niet alleen deze prachtige sport gebracht, maar ook een hele reeks bijbehorende woorden en uitdrukkingen – een soort voetbalwoordenboek – die je moet kennen om te kunnen genieten van het spel.

Hier is onze complete lijst van alle Engelse voetbaltermen die je moet kennen:

All ball
Dat wordt gezegd als een speler probeert de bal af te pakken, maar alleen de bal raakt in plaats van de medespeler.

Back of the net
Een favoriete term van commentatoren om te beschrijven hoe de bal de lijn over gaat en het net kust, oftewel: er een doelpunt wordt gemaakt.

Ball-to-hand
De bewering dat het contact tussen de hand en de bal per ongeluk plaatsvond, en daardoor niet zou moeten resulteren in een vrije trap.

Bicycle kick
De beweging van een voetballer die omhoog springt, beide voeten in de lucht gooit en een ‘fietsende’ beweging maakt om de bal in de tegenovergestelde richting van de kijkrichting te schoppen. Dit staat ook wel bekend als de overhead kick.

Boot it
Een instructie die teamgenoten geven aan een speler die de bal met volle kracht weg moet schoppen, om er maar vanaf te zijn.

Box-to-box player
Een voetballer die succesvol aan beide kanten van het veld uit de voeten kan, dus zowel verdedigend als aanvallend kan spelen. Denk aan Radja Nainggolan, Yaya Touré en Patrick Vieira.

Brace
Een woord dat je gebruikt als iemand twee goals in één wedstrijd maakt. “Scoring a brace” is de manier waarop je die uitdrukking dan in een zin gebruikt.

Chip shot
Een trap vanaf de onderkant van de bal om die de hoogte in te sturen om vervolgens over de tegenstander heen te gaan. Denk maar aan Lionel Messi.

Class act

Het werk van een speler of coach die het verdient om geprezen te worden, met name vanwege zijn of haar houding en manieren buiten het veld.

Clean sheet
De onderscheiding die een ploeg of keeper verdient als er de hele wedstrijd geen tegendoelpunt is geweest.

Cleats
De plastic of metalen noppen onder voetbalschoenen. Deze term wordt ook gebruikt voor de kicksen zelf.

Clinical finish

Een uitstekend schot dat tot een doelpunt leidt. De maker van deze goal wordt de clinical finisher genoemd. Denk aan Ruud van Nistelrooy, Harry Kane en Ronaldo Luís Nazário de Lima.

Cracker
Een adembenemende voetbalwedstrijd of een buitengewoon doelpunt, met name van lange afstand.

Dive
De overdreven vallende beweging van een speler om de scheidsrechter te misleiden, zodat er gefloten wordt (in het voordeel van hem/haar en diens team).

Dummy run
Een sprintje van een aanvallende voetballer die niet aan de bal is, om ruimte te creëren voor de teamgenoot die wél de bal heeft. Dit wordt gebruikt om tegenstanders op het verkeerde been te zetten door te doen alsof de speler naar de bal beweegt.

Feint / Flip Flap
Het dribbelen met de bal in richting A direct nadat er zogenaamd in richting B werd gedribbeld, met een schijnbeweging. Dit staat ook wel bekend als de snakebite, omdat het lijkt op de behendige aanval van een slang op zijn prooi.

First-time ball
De bal in één enkele beweging passen naar een teamgenoot.

Flick-on
Een beging waarbij een aanvallende voetballer de bal met de voet of het hoofd raakt als die voorbij komt, zonder de bal eerst onder controle te krijgen.

Game of two halves
Een cliché dat commentatoren gebruiken voor een wedstrijd met grote verschillen tussen beide helften, in zowel spelverloop als score.

Hairdryer treatment

De felle uitbranders die spelers krijgen van hun coach, meestal in de kleedkamer. Dit werd populair dankzij de voormalige Manchester United-trainer Alex Ferguson.

Hard man
Een speler die berucht is om een harde, fysiek en assertieve voetbalstijl. Denk aan Roy Keane, Gennaro Gattuso en Graeme Souness.

Hoof
Doelloos de bal met veel kracht richting het doel van de tegenpartij trappen.

Hospital ball

Een onzinnige pass richting twee spelers van verschillende ploegen vlak bij elkaar, die tot ongelukken zou kunnen leiden.

Howler
Een onverklaarbare fout van een voetballer die meestal duur uitpakt.

Hug the line
De instructie die vleugelspelers krijgen om dichter bij de zijlijnen te blijven, met name wanneer ze vooruit dribbelen.

In his/her pocket
Dit verwijst naar een voetballer die een speler van de tegenpartij domineert.

Line-o
Een van de bijnamen van de assistent-scheidsrechters die aan de zijlijn werken.

Lost the dressing room
Een uitdrukking voor een situatie waarin de coach de controle over zijn spelers en hun respect kwijt is.

Man o
De harde roep om een teamgenoot te laten weten dat er een tegenstander aankomt of dat die al gevaarlijk dichtbij is.

Midfield anchor
Een betrouwbare, verdedigende middenvelder wiens belangrijkste doel is om dicht bij de verdediging te blijven om aanvallen van de tegenpartij in de kiem te smoren. Denk maar aan Daniele De Rossi, Michael Essien en N’Golo Kanté.

Minnows
Een klein elftal uit een lagere divisie met beperkte middelen.

No look assist

Zonder te kijken een voorzet geven.

Nutmeg

De bal door de benen van een opponent spelen.

Off the line

Voorkomen dat de bal over de zij- of achterlijn gaat: clearing the ball.

On paper
Een uitleg van hoe een pot in theorie zou kunnen verlopen, waarbij het scenario gebaseerd is op eerdere statistieken en omstandigheden.

Park the bus
Enorm verdedigend spelen om maar geen enkel tegendoelpunt te hoeven incasseren. Dit wordt meestal gedaan door elftallen die nipt vóór staan.

Play on
Een op mogelijk controversiële wijze afgepakte bal waarbij de scheidsrechter niet fluit, omdat hij/zij geconcludeerd heeft dat er geen reden is om de wedstrijd stil te leggen.

Pea roller
Een zwakke doelpoging die geen enkele bedreiging vormt voor het verdedigende elftal.

Poacher / Fox in the box
Een sluwe en vaardige spits die extreem gevaarlijk is in het zestienmetergebied.
Denk aan Andy Cole, Miroslav Klose en Mario Jardel.

Put in a shift
De situatie waarin een speler doet wat ie moest doen, maar geen sterke indruk maakt en geen stempel drukt op de wedstrijd.

Row Z
De tribune-rij die het verst van het veld af is. Die wordt meestal genoemd wanneer een voetballer de bal zo hard en ver van zijn of haar beoogde doel schiet, dat die hoog het publiek in gaat. Deze uitdrukking wordt meestal gebruikt als hyperbool om te benadrukken hoe ver de bal is gekomen.

Run it off
Een instructie voor een speler met een kleine blessure om gewoon door te spelen.

Sacked
Dat betekent ontslagen. Een woord dat wordt gebruikt voor trainers die hun baan kwijtraken.

Showboat
Pronken bij de fans na een voorsprong te hebben veiliggesteld, inclusief onnodige frivole trucjes en bewegingen.

Sitter
Een schokkende misser van een aanvaller die naar verwachting simpel had kunnen scoren.

Switch play
De bal plotseling van de ene naar de andere flank bewegen, meestal door middel van een lange pass.

Target man
Een lange spits die meestal bereikt wordt met kruispasses, lange ballen en hoge schoten vanwege hun enorme lengte en talenten als afmaker. Denk aan: Zlatan Ibrahimovic, Didier Drogba en Romelu Lukaku.

Theatrical
Een bijvoeglijk naamwoord voor de neigingen van een voetballer om overdreven te reageren.

Treble
In één seizoen drie belangrijke competities winnen.

(Hit the) woodwork
De bal op de paal raken.